Het zal niet de eerste keer zijn dat ik over computers schrijf. Als gediplomeerd computer-nerd ben ik nou eenmaal veel te veel met die dingen bezig.
Het één na leukste om te doen (na “klungelen met computers”) is toch wel lezen over computers. Dan bedoel ik niet de vele cursusboeken die er zijn, “Computeren voor Dummies” enzo, maar van die boeken met een semi-filosofische inslag over wat computers nou zijn en welke rol ze spelen in onze maatschappij.
Weizenbaum
Want voor Facebook, voor het internet en dus nog ver voor het Y2K probleem zelfs maar bedacht was, waren er al erg veel mensen bezig met wat voor een impact computers zouden hebben op onze mooie samenleving. Zij hielden zich bezig met de wat meer ‘fundamentele’ vragen rondom computers. Denk jaren ‘70, jaren ‘80, toen niemand nog maar enig idee had van wat computers zouden kunnen gaan doen. Als je dan al vragen kan stellen die relevant zijn dan ben je erg slim en is je boek de moeite waard. Ook als dat boek al in 1973 uitgegeven werd en op Amazon alleen nog tweedehands van failliete bibliotheken te krijgen is.
Neem nou Joseph Weizenbaum. Een ontzettend briljante man die in de 1964 het programma ELIZA bedacht. Relatief simpel als het was, was het in staat om een redelijk gesprek te voeren, door in de context van een psycholoog een intake te houden. Als je dan dingen zei als “Ik voel me [X]” reageerde ELIZA met “Waarom voel je je [X]?”. Tot zijn eigen verrassing raakten mensen opvallend snel gehecht aan zulke applicaties. Zijn eigen secretaresse vroeg al na tien minuten of hij de kamer wilde verlaten, vanwege de gevoelige toon van het “gesprek”.
Volgens mij is dat iets wat we tegenwoordig een beetje overslaan als het om computers gaat. Los van de discussie of Weizenbaum’s moraal de goede was zijn, zijn vragen wel erg sterk. Want op zich is het niet vreemd dat mensen zich hechten aan machines. Een schep, een mes of zelfs een auto wordt met voldoende oefening een onderdeel van je, en verandert je. Je zal je de werking van het apparaat eigen moeten maken en daarmee je gewoontes in combinatie van het apparaat aan moeten passen. Mensen die kunnen fietsen èn kunnen auto rijden zullen zich niet snel vergissen in de rem; je maakt je het apparaat eigen.
Maar, zo vraagt Weizenbaum zich af, de meeste mensen weten nauwelijks hoe machines (of computers) werken. Als mensen niet uit pure wanhoop of blind geloof vertrouwen in de werking ervan zullen ze op de een of andere manier een “model” moeten maken van wat het ding doet. De meeste mensen doen dat door het enige model te gebruiken dat ze echt kennen: hun eigen gedachtengang. Je reflecteert aan jezelf. Dat doet iedereen overigens. Als je mensen iets hoort zeggen als “Windows doet altijd zo moeilijk” verklappen ze dat ze niet (willen) weten hoe het werkt.
Op zich is het niet zo erg dat we dat doen. We moeten ergens een grens trekken, toch? Computers zijn al knap ingewikkeld, en als je je wilt verdiepen in grote netwerken of kunstmatige intelligentie heb je aan een studie niet genoeg.
Als je op die voet doorgaat om een apparaat te begrijpen vecht je tegen windmolens. Je krijgt je computer niet gecombineerd met je eigen gedachtengang (als model) omdat die twee compleet anders werken. Je zult je moeten verdiepen in het ‘hoe’, en in de ‘wat’. Als je zuiniger wilt rijden heeft het geen zin om jouw lieve autootje voorzichtig naar de vijfde versnelling te duwen; je zult je moeten verdiepen in hoe het ding echt werkt.
Wie wil dat? Niet alleen is het een rotklus, het haalt ook de magie weg. Liever blijven we doen alsof de computer een soort mini-mensje is: met nukken en grollen en een humeur.
De keerzijde van dat gedrag is er al: we kopen telefoons op hoe ze ‘voelen’. Auto’s kiezen we op de vorm van de motorkap. Laptops zijn ‘cute’.
Hoe voorkom je dat je het slachtoffer wordt van de trend om niet-menselijke dingen toch zulke eigenschappen toe te dichten? Moet je je overal maar in verdiepen en alles leren, of zouden er toch ergens shortcuts zijn? Of is dat sowieso niet nodig?
Vervolgvraag: do computers dream of electric sheep?